Waar begint een begin
![]() |
| Doolhof |
“Oh, zijn jullie al begonnen?”, gehaast kwam hij binnen. “Nee
hoor, het is nog geen tijd, maar je hebt eigenlijk wel al het leukste van de
les gemist…”, stelde ik hem gerust. “Ja, de juf vertelde dat ze vorige week bij
een vriend naar de wc moest en daar in de wc-pot een enorme drol zag liggen.
Een verse. En dat ze zich toen afvroeg wat ze daarmee moest doen.”
En daarna goed de handen wassen
“Wat zou jij doen?”, vroeg ik aan de jongen die inmiddels
was gaan zitten. “Gewoon doortrekken?”, antwoordde hij. “Ja, dat had ik al drie
keer geprobeerd, maar hij bleef liggen.” Met elkaar gingen ze allemaal
oplossingen verzinnen. Alle scenario’s werden doorgesproken, maar mijn vriend
attenderen op de drol in zijn wc zouden ze echt niet doen. En de drol laten
liggen ook niet. Dan zou iemand denken dat hij van hem was. Er zat niets anders
op dan met de achterkant van de wc-borstel de drol aan de kant te schuiven. En
daarna goed de handen te wassen.
De grote vragen van Kant
“Wat heeft dit nou met filosofie te maken?”, vroeg ik me ondertussen
in stilte af. En dat bracht me bij de kengebieden van Immanuel Kant (1724-1804),
die hij had ondergebracht in vier grote vragen: 1) wat kan ik weten? 2) wat moet
ik doen? 3) wat mag ik hopen? en 4) wat is de mens? Dit was duidelijk een
voorbeeld van “wat moet ik doen?”, de moraalfilosofie of ook wel ethiek
genoemd. Onderdeel hiervan is het categorisch imperatief: handel alleen volgens
die principes waarvan je kunt willen dat iedereen er naar handelt. Vrij vertaald
voor de kinderen in deze les: wat jij niet wil dat jou geschiedt, doe dat ook
een ander niet.
Een begin zonder eind?
“Zullen we dan nu maar beginnen?”, stelde ik voor. Op tafel
lagen schoteltjes met daarop een draadje wol. Alle draadjes lagen op een andere
manier. Ik vroeg de kinderen om in stilte de draadjes vijf minuten te observeren.
En stelde daarbij een paar vragen: ‘Wat ligt daar?”, “Wat zie jij er in?” en
tot slot de grote vraag “Waar begint het begin?”. Geconcentreerd zaten ze te
kijken. “Bij mij ligt het begin van het draadje hier, want dit stukje ligt
hoger dan de rest..” “Mijn draadje heeft geen begin, maar meerdere beginnetjes,
kijk maar eens goed.” En zo gingen ze nog even door. “Maar hoe weet je zo zeker
dat dit het begin is van jouw draadje, en niet het einde?”, vroeg ik de
kinderen. En ze bedachten allemaal drie argumenten waarom het begin volgens hun
zeker het begin was.
Dus ik ben een oermens?
Van het begin van het
draadje gingen we naar het begin van het leven. “Wanneer begint jouw leven
eigenlijk?” “Ja simpel, als ik geboren word”, wist iemand te vertellen. “Is dat
zo?’, en ik hoopte dat ze verder gingen zoeken. “Nee, bij mij begon het al in
de baarmoeder, toen mijn hart ging kloppen. Ik weet het zeker.” “Ik denk zelfs
nog eerder, het zit toch in je dna, zonder je biologische ouders was jij nooit
begonnen?” “Dus dan begin ik al in de oertijd, wat een raar idee…” En van het
begin van het leven gingen we naar de volgende vraag: “Kan er een einde zijn,
zonder begin?” “Zeker”, wist iemand te vertellen: “Als je een boek openslaat en
daar zit alleen de laatste bladzijde in, of de laatste woorden, en de rest is
er uitgescheurd, dan heb je alleen het einde van het verhaal.” “Ja, en het kan
ook andersom, een begin zonder einde”. En hij legde zijn draadje wol nog een
keer voor zich neer. In een cirkel. “Kijk, dan begin je hier te kijken en gaat
het steeds maar door.”
Verdwalen in het doolhof
Het einde van de les naderde en ik had nog een laatste
opdracht voor ze. Maak iets met een duidelijk begin en einde, waar een ander
ontzettend goed in kan verdwalen. Het papier werd uitgedeeld en de pennen
werden getest. Iedereen maakte zijn eigen doolhof.
Met dank aan: De kinderen van filosofieclub Waterland
Meer over Immanuel Kant:

Reacties
Een reactie posten