Wat kan ik geloven?
“Juf, Ik kan testen of jij een engel of een duivel bent.” Daar
stond hij voor me, de kleinste jongen uit de klas. Een paar uur eerder had ik
met hem kennis gemaakt. Hij vertelde dat hij snel boos werd en dan uit elkaar
knalde. “Ooh, boosheid is best gezond hoor. Tenzij je jezelf of een ander er
pijn mee doet, of iets kapot maakt.” Verwonderd had hij me aan gekeken en
tijdens de les hadden we ook een aantal keer oogcontact gehad. En nu kwam hij
met zijn experiment. We stonden op het bijna verlaten schoolplein, de andere
kinderen waren al opgehaald door (groot)ouders of zaten aan de rijstwafels bij
de bso. Maar hij niet. Verwachtingsvol keek hij me aan.
Dat wist ik al lang
“Maar wat deed je toen?”, vroegen de kinderen van de
filosofieclub een dag later. Ik vertelde over de test die mij werd afgenomen
door deze jongeman. Dat ik moest vertellen welke vinger ik het meest voelde en
dat ik mijn armen naar links en rechts moest draaien. En dat hij me naar een
paar minuten had aangekeken en het verlossende antwoord had gegeven: “Jij bent
een engel.” Ik had geantwoord dat ik dat
al lang wist, want mijn naam is Angela. En daar moest hij toen om lachen.
Het bracht ons bij de nieuwe paus
“Maar je geloofde hem toch niet?”, vroeg een van de
kinderen. “Mmm, stel je nou voor dat hij echt over deze gaven beschikt? Ik weet
niet altijd wat ik kan geloven en wat ik kan weten. Jullie wel?” En het gesprek
kwam goed op gang. Over wat je kan weten en wat je kan geloven. “Wat zou er
nodig zijn geweest om hem op zijn woord te geloven?”, bracht ik in. “Nou, als
hij bijvoorbeeld een mijter op zou hebben en een mooie mantel aan.” “Ja, en zijn
handen naar de hemel had geheven of in een glazen bol had gekeken.” En dat bracht
ons bij de net gekozen paus: Leo XIV.
Feit, mening en overtuiging
Op de tafels lagen vier posters met daarop een afbeelding en
een tekst. “Wat kan ik weten?”, “Wat kan ik geloven?”, “Wat kan ik voelen?” en “Wat
kan ik dromen ?”. De kinderen werden uitgenodigd om de antwoorden erbij te
schrijven, zoveel mogelijk. En terwijl ik kalm aan het observeren was wat er
gebeurde, hoorde ik iemand zeggen: “Ik geloof dat de paus een lelijke bril
heeft.” Ha, dit was een moment om even te paus-eren. Ik herhaalde wat hij had
gezegd en vroeg me toen af: is dit een feit, een mening of een overtuiging? Ze beseften
dat het inderdaad een mening was en dat een ander misschien de bril wel heel
modieus zou vinden. “Ooh, dan hoort het eigenlijk thuis bij ‘wat voel ik’, want
ik voel een afkeer bij die bril.” En ze gingen weer verder.
Filosofie in vier vragen
De filosoof Immanuel Kant was degene die mij had geholpen
bij het ontwerpen van deze filosofieles. Hij had een indeling gemaakt van de
vier grote vragen: “wat kan ik weten?”, “wat moet ik doen?”, “wat mag ik hopen?”
en “wat is de mens?” En volgens hem was elke filosofie in vier vragen te
vatten. Met deze vragen in het achterhoofd kon ik heel subtiel richting geven
aan elk filosofisch gesprek. En er ook weer een andere wending aan geven. Probeer
maar eens uit!
B. is verliefd op S.
Terug naar de filosofieles. De posters werden volgeschreven
en we luisterden naar de inzichten van elkaar. “B. is verliefd op S.”, las ik
op de poster van “Wat kan ik denken?” Er stond ook een hartje op getekend. Het
was even onduidelijk wie dit had opgeschreven, maar de kleur van de pen bracht
ons naar de oorsprong. “Mmmm… is dit de waarheid, kunnen we dit zeker weten?”
Er werd wat gegiecheld. “Of is het misschien een voorgevoel, of heb je er over
gedroomd, is het een wens? Of geloof je dat er een voorbestemde liefde is?” Het
werd stil, ze gingen nog even verder werken aan hun poster. Na afloop, zag ik
dat er op elke poster een hartje was bijgetekend…
Met dank aan:
De kinderen van groep 4/5, basisschool De Muiderkring
De kinderen van filosofieclub Waterland
Meer informatie:
Reacties
Een reactie posten